Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB
< overzicht

Het onderwijs dat bij jou past, is het beste onderwijs dat er is

Onderwijsinspecteur Sicco Kole deed onderzoek naar de voorbereiding van havisten op een hbo-studie. Wat is zijn visie op het onderwijs en de rol die LOB zou moeten spelen? “De belangrijkste vraag is: ‘Zijn leerlingen aan het eind van het voortgezet onderwijs goed voorbereid op een volgende stap?’ Welke keuze ze vervolgens maken, is aan hen.”

 

Sicco Kole haalt tijdens workshops regelmatig een gesprek aan dat hij had met een leerling met een bèta-profiel, die vertelde met plezier ‘De Donkere Kamer van Damocles’ van W.F. Hermans te hebben gelezen. De inspecteur veerde op, nu hij een leerling tegenover zich had die zijn liefde voor de schrijver leek te delen, en raadde hem aan ook ‘Nooit meer slapen’ eens te lezen. Maar dat ging die leerling dus echt niet doen. Waarom niet? “Dat kon hij niet zo goed uitleggen, maar het kwam neer op ‘Omdat het niet moet van school’.”

Kole, inspecteur voor het voortgezet onderwijs bij de Onderwijsinspectie, kan er nog steeds niet over uit. “Omdat het niet móet? Dat kan toch niet de bedoeling zijn van onderwijs?” Wat dan wél de bedoeling is? “Dat je je ontwikkelt. Dat je ontdekt waar je nieuwsgierig naar bent. Als je als bèta-leerling alles uitsluit dat daar niet direct bij aansluit, wat betekent dat dan eigenlijk voor je zelfbeeld?”

Gelukkig komt hij ook veel voorbeelden tegen van hoe het onderwijs de horizon van de leerlingen juist kan verbreden in plaats van versmallen. Op een Vrije School die hij bezocht, kregen alle vo-leerlingen tot en met de laatste klas iets van natuurkunde mee. Ook de leerlingen met een Cultuur en Maatschappij-profiel snapten dus de werking van een fietslampje, en leerden iets over sterrenkunde en het heelal.

Nog een positief voorbeeld: op een vmbo-school was de afspraak dat leerlingen een keuzevak mochten kiezen waarin ze geïnteresseerd waren, maar daarnaast ook één keuzevak moesten selecteren waarvan ze dachten dat het juist niet bij hen paste. “Vooral dat laatste is belangrijk, omdat je daarover na afloop een LOB-gesprek kunt aangaan. ‘Waaróm wilde je dat eigenlijk links laten liggen? En hoe kijk je er nu op terug?’ Jongeren kunnen leren dat ze zichzelf misschien tekort doen als ze op voorhand dingen uitsluiten. En dat hun ontwikkeling mede afhankelijk is van de keuzes die ze maken.”

 

De aanleiding voor dit gesprek is het onderzoek dat je deed naar de voorbereiding van havisten op een hbo-vervolgopleiding, en de rol van LOB daarin. Wat waren je belangrijkste bevindingen?
“Het onderzoek liet onder meer zien dat de helft van de havisten aan het eind van hun havo-opleiding niet wist welke vervolgstudie ze wilden kiezen, en bovendien moeite had om uit te leggen waaróm ze dat niet wisten. Wat me daarnaast opviel, was dat schoolleiders en decanen vaak geen duidelijk antwoord hadden op vragen als ‘Wat streef je in je LOB-programma concreet na?’, of ‘Hoe hou je zicht op de resultaten?’ Op veel scholen blijft LOB kennelijk steken in goede bedoelingen, zonder dat goed duidelijk is waar een LOB-programma toe moet leiden, of waar leerlingen bij het behalen van hun diploma moeten staan en hoe dat wordt vastgesteld. Daar valt echt winst te behalen. Mijn eerste advies op basis van dit onderzoek is dan ook: ‘Maak eerst concreet wat je met LOB wilt bereiken!’”

De urgentie is er, als je kijkt naar het studiesucces in de vervolgopleidingen: eenvijfde van de hbo’ers strandt al in het eerste jaar van de studie en eenderde haalt uiteindelijk het hbo-diploma niet.

“Als leerlingen na vijf jaar havo uiteindelijk onder druk dan maar een vervolgstudie kiezen, terwijl ze geen idee hebben of die wel bij hen past en hoe die studie hen verder kan helpen, dan gaat er echt iets mis. Het lastige is dat schoolleiders vaak nauwelijks een noodzaak voelen om op dit punt iets te verbeteren. Ze vergelijken de vervolgresultaten van hun leerlingen met het gemiddelde, en als dat gemiddelde laag is, steken de resultaten van je eigen school daar al snel positief bij af. 

Daarnaast worden er aan LOB op de havo, anders dan op vmbo en mbo, geen formele eisen gesteld. ‘LOB afronden’ betekent op de havo ‘een voldoende halen’. Geen enkele havo-leerling haalt een onvoldoende, dat zegt eigenlijk al genoeg. LOB moet daarom uit de sfeer van vrijblijvendheid gehaald worden. Als in de onderwijswet duidelijk staat omgeschreven welke competenties LOB omvat, en waaraan een bekwaamheidsdossier moet voldoen, helpt dat de schoolleiding bij het formuleren van beleid. SLO werkt daar op het moment overigens aan, in opdracht van OCW.”

Aan de andere kant: het onderzoek toonde geen meetbaar verband aan tussen de kwaliteit van een LOB-programma en studiesucces van leerlingen tijdens hun vervolgopleiding. Was je daar verbaasd over?
“Zo’n verband had ik eigenlijk wel verwacht. Je hoopt toch de heilige graal te vinden die leidt naar studiesucces in het vervolgonderwijs. Maar het verband tussen een goed LOB-programma en minder uitval op het hbo, is niet hard te maken. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je LOB dan maar los kunt laten. Het kan namelijk ook zo zijn dat het vervolgsucces niet de goede maatstaf is voor het effect van LOB, en dan moet je scholen daar dus ook niet op afrekenen. Je zou scholen bijvoorbeeld wél kunnen aanspreken op hoe ze hun leerlingen voorbereiden op de volgende stap in hun onderwijsloopbaan. Dan meet je de kwaliteit van LOB dus niet af aan het succes in de vervolgstudie, maar om hoe de school haar leerlingen voorbereidt op het kiezen van een vervolgstap. Dát moet goed zijn. Welke keuze leerlingen vervolgens maken en hoe succesvol ze daarin zijn, is hun eigen verantwoordelijkheid.”

 

Het gaat bij LOB onder meer om competenties, zijn die niet lastig te meten?
“Nee hoor, competenties kun je prima definiëren, meten en zichtbaar maken, bijvoorbeeld door LOB-gesprekken te voeren of door een LOB-dossier te beoordelen. Je kunt ook in gesprek gaan over studievaardigheden: ‘Hoe goed ben je in samenwerken?’ ‘Ben je in staat om te vertellen waarin je geïnteresseerd bent, en kun je het koppelen aan je voorbereiding op een vervolgopleiding?’ ‘Is je studiekeuze gebaseerd op eigen praktijkervaringen?’ Ook persoonlijke ontwikkeling kun je in beeld brengen. In functioneringsgesprekken komt dat tenslotte ook aan de orde, ik zie niet waarom dat op school niet zou kunnen. Binnen het vmbo en mbo gebeurt het trouwens al, zij zouden goed als voorbeeld kunnen dienen voor de havo.”

Als je kijkt naar de vaardigheden die nodig zijn voor studiesucces op het hbo, zoals goed kunnen samenwerken en zelfstandig werken, dan blijkt ook uit je onderzoek dat eenderde van de havoleerlingen die aan het eind van de opleiding niet of onvoldoende beheerst.

“Eendérde! Ik vind dat schokkend. Er is echt een andere aanpak nodig. LOB moet een grotere rol krijgen binnen het curriculum, want als losstaand fenomeen gaat het niet werken. Het moet onderdeel worden van de lessen. Bij veel vakken kun je best wat losser met de methode omgaan, en meer inhoud geven aan competenties. Je kunt leerlingen bijvoorbeeld alvast laten werken aan levensechte opdrachten op hbo-niveau, en ze laten reflecteren op hoe dat aansluit bij hun interessen en kwaliteiten. Dan krijg je ook een beter beeld van hoe ze al dan niet zijn voorbereid op een hbo-studie.”

 

Kan een gebrek aan motivatie ook meespelen bij de resultaten van havisten?
“Ik hoor dat inderdaad wel als verklaring. ’De leerlingen zijn nu eenmaal niet gemotiveerd’. Alsof een gebrekkige motivatie op de havo een fact of life is. Maar juist over motivatieproblemen kun je met leerlingen binnen het LOB-contact goed in gesprek gaan. ‘Je maakt je huiswerk niet. Wat is de reden daarvoor?’ ‘Je leest niet graag boeken, waar komt dat door?’ 

Als motivatie zo’n grote rol speelt, waarom wordt er dan niet met die havo-leerlingen, als sluitstuik van de onderbouw, doorgesproken wat ze eigenlijk willen? Kunnen ze bijvoorbeeld uitleggen waarom ze de havo willen afmaken? Is dat alleen omdat hun ouders dat belangrijk vinden, of willen ze zelf toch wel graag doorstromen naar een hbo-opleiding? Want met een overgangsbewijs van 3- naar 4-havo heb je een toegangsrecht tot een mbo4-opleiding en dat is net zo goed een prima route naar een hbo-opleiding. Dus als je graag meer praktijk wilt, kun je ook onderzoeken of een mbo-opleiding iets voor je is. Dan hoef je niet nog twee of drie jaar tegen je zin met dingen bezig te zijn die je eigenlijk niet interesseren.
In zo’n open LOB-gesprek neem je de leerling serieus. En daarmee creëer je uiteindelijk een samenleving die anders aankijkt tegen opleidingen. Niet in termen van ‘hoger’ of ‘lager’, maar op basis van wat past bij wie jij bent en wat je talenten zijn. Het onderwijs dat bij jou past, is het beste onderwijs wat er is.”

 

Wat kunnen schoolleiders doen om LOB te verbeteren?
“Maak inzichtelijk wat je wilt bereiken, zoals welke competenties je vindt dat leerlingen moeten hebben. Stem je onderwijs daarop af, en bedenk wat je moet doen voor de groep die achterblijft. Kijk niet naar andere scholen, maar naar je eigen leerlingen: wat hebben díe nodig voor een goede startkwalificatie? En hou daarbij voor ogen dat het niet alleen gaat om het diploma, maar ook om vaardigheden en competenties. 

Havo-leerlingen zíjn gericht op theoretische verdieping én het verbinden met de praktijk, en 90% stroomt door naar een hbo-opleiding. Dan moeten ze dus ook op de havo al leren hoe ze theorie en praktijk met elkaar in verband kunnen brengen. Op dit vlak kun je als school best het heft in eigen hand nemen. Als schoolleiding kun je bijvoorbeeld beleid ontwikkelen waarin tijd wordt gereserveerd om te leren samenwerken. En als je van leerlingen aan het eind van de havo meer zelfstandigheid verwacht, kun je in de aanloop daarnaartoe geleidelijk aan meer keuzevrijheid geven. Maak inzichtelijk of leerlingen daardoor daadwerkelijk zelfstandig worden. Zorg dat de maatregelen die je neemt, aansluiten bij het doel dat je wilt bereiken. Dan krijgt het havo-onderwijs ook meer een eigen gezicht.”

 

Wat is je advies aan docenten en mentoren?
“Ik zou zeggen: deel vooral je eigen nieuwsgierigheid. Ga dingen dóen met je leerlingen, ook buiten de school. In de natuurkundeles kun je je leerlingen via mediaberichten laten uitzoeken wat de voors en tegens zijn van kernenergie, of ze kunnen op ziekenhuiswebsites proberen te ontdekken hoe isotopen ingezet worden bij de behandeling van kanker. Als geschiedenisleraar kun je laten zien welke sporen uit het verleden je terugvindt in het landschap. Breng je leerlingen in contact met dingen die verwondering kunnen oproepen. Als je je eigen fascinaties deelt, gaan leerlingen ook nadenken over hun éigen interessen. Dan breng je iets over dat verder reikt dan de leerstof: nieuwsgierigheid. En nieuwsgierigheid naar jezelf, naar wie je bent en wat bij jou past, dat is uiteindelijk waar het onderwijs over zou moeten gaan.”

Informatie
Inspectie van het Onderwijs, ‘De voorbereiding van havisten op het hbo

Tekst Anne Wesseling Fotografie Hetty van Oijen