Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB
< overzicht

Hoe een brede brugklas verschillen versmalt: ‘Ik weet niet eens van mijn klasgenoten welk niveau ze

Op het Olympus College in Arnhem heerst grote tevredenheid over brede brugklassen, waarin leerlingen van meerdere niveaus bij elkaar zitten.

Het systeem draagt bij aan kansengelijkheid, mits goed ingericht en uitgevoerd. Dat komt in het gedrang, nu het nieuwe kabinet de subsidieregeling niet verlengt.

 

Dione, Quirijn en Noémi zitten in verschillende klassen, op verschillende niveaus. Toch behoren ze tot dezelfde vriendengroep. In de pauzes hangen de tweedejaars samen bij de picknicktafels op de eerste etage van het Olympus College in Arnhem. ‘We delen dan ons eten met elkaar’, zegt Noémi (13). ‘Als iemand een bakje druiven mee heeft, dan eten we daar met z’n allen van.’ Dione (14): ‘Of snoep!’ Ze houden ook van struinen door de gangen, vult Quirijn (13) aan. ‘Dan lopen we rondjes, net zolang tot de bel gaat.’ Op dat moment scheiden hun wegen. Dione en Quirijn gaan naar hun gemengde havo-vwo-klas, Noémi naar haar gemengde vmbo-havo-klas. Het is dat er naar hun niveau wordt gevraagd, want eigenlijk kan het ze weinig schelen. ‘Ik weet niet eens van de andere leerlingen in mijn klas welk niveau ze doen’, zegt Quirijn. ‘We zijn gewoon één klas.’ Voor deze leerlingen klinkt dat heel logisch, maar zo’n vijf jaar geleden zagen de pauzes er nog heel anders uit. ‘Toen had je aparte mavo-, havo- en vwo-klieken’, zegt Thomas Olsthoorn, coördinator van het tweede leerjaar en docent drama. ‘Nu mengen leerlingen veel beter.’

Het recept voor deze wonderlijke transformatie? Brede brugklassen. De eerste twee jaar zitten leerlingen van verschillende niveaus bij elkaar in de klas. Daarna stromen ze door naar het niveau dat het beste aansluit bij hun capaciteiten. Kinderen krijgen hierdoor langer de tijd om te laten zien wat ze in hun mars hebben. Het biedt bovendien tegenwicht aan het Nederlandse onderwijssysteem, waarin kinderen al op 12-jarige leeftijd (in groep 8) aan de hand van een eindtoets worden verdeeld in verschillende niveaus. Vooral kinderen uit specifieke groepen zijn hier de dupe van, concludeerde de Onderwijsinspectie in een grootschalig onderzoek uit 2021. Het gaat onder anderen om kinderen uit gezinnen met een migratieachtergrond of een zwakke sociaal-economische positie, meisjes en plattelandskinderen. Het merendeel blijft hangen in het schooltype waar hij of zij door onderadvisering is terechtgekomen.

 

Winnaars en verliezers

Brede brugklassen zijn verreweg het effectiefste instrument om deze weeffout te herstellen, zegt Rolf van der Velden, emeritus hoogleraar onderwijs en beroepsloopbaan aan de Universiteit Maastricht. Anders dan het stapelen van diploma’s kost het geen extra tijd. Toch staat het voortbestaan van de brede brugklas nu op de tocht: het huidige kabinet heeft ervoor gekozen de lopende subsidieregeling niet te verlengen.

Heel kwalijk, vindt Van der Velden. Het huidige ‘rigide’ systeem van vroege selectie zorgt er volgens hem voor dat ouders zich gepusht voelen een havo- of vwo-advies af te dwingen, omdat dit de verdere loopbaan van hun kind definieert. ‘Dat leidt tot een heilloze weg, waarbij we als maatschappij het gevoel hebben: je bent een winnaar of een verliezer’, zegt hij. ‘Op dat punt zijn we nu beland. Terwijl, op het moment dat je die overgang meer fluïde maakt, creëer je meer tijd en kom je er misschien wel achter dat een leerling veel beter op zijn plek is op het vmbo. Dat hij een geweldige vakman of -vrouw kan worden.’

De Onderwijsraad deed in 2021 – midden in de coronatijd, toen de discussie over kansengelijkheid hoog oplaaide – een klemmend beroep op de overheid om het selectiemoment uit te stellen door op alle middelbare scholen gelijktijdig een brede brugklas van drie jaar in te voeren. ‘Nederland doet al jaren leerlingen tekort, en de economie en samenleving lopen talenten mis’, aldus de raad. In reactie daarop maakte het ministerie van Onderwijs 123 miljoen euro aan subsidie vrij, dat over vier rondes werd verdeeld. Per ronde konden scholen 100 duizend euro aanvragen. Meer dan de helft van alle middelbare scholen, 889 in totaal, maakte hier gebruik van. Deze scholen hadden in de meeste gevallen al brede brugklassen, maar die waren vooral vormgegeven vanuit praktische overwegingen. Het was een eenvoudige manier om de klassenformatie rond te krijgen. Havo- en vwo-leerlingen konden, ook als hun aantallen uiteenliepen, worden samengesmeed tot één klas. Hetzelfde gold voor vmbo- en havo-leerlingen. Ze kregen vaak op hetzelfde niveau les en deden dezelfde toetsen. Van een onderwijskundige visie was niet of nauwelijks sprake. De subsidieregeling van het ministerie moest hier verandering in brengen. Het geld kon niet alleen worden gebruikt om brede brugklassen in te richten, maar vooral ook om lesmateriaal te ontwikkelen, docenten bij te scholen en klassen te verkleinen, zodat er meer ruimte ontstond voor persoonlijke aandacht.

 

Ingewikkelde puzzel

Het Olympus College in Arnhem greep deze mogelijkheid met beide handen aan. De school bevindt zich aan de rand van de wijken Immerloo en Malburgen, die tot het armste postcodegebied van Nederland behoren. Juist hun leerlingenpopulatie loopt risico op onderadvisering in groep 8 en dus op ongelijke kansen in hun verdere loopbaan.

Met het subsidiegeld werd een werkgroep samengesteld die zich over een ingewikkelde puzzel moest buigen. Er bestaat geen handboek waarin staat hoe een brede brugklas het beste tot zijn recht komt. Er is geen expertisecentrum waar scholen met vragen hierover kunnen aankloppen. En er bestaat geen hapklare methode voor leerlingen in brede brugklassen. ‘We moesten het echt helemaal zelf uitzoeken’, zegt Rosemary Vonk, coördinator van de brede brugklas.

Ze is samen met conrector Anouk Derksen aangeschoven in de directiekamer van Ilja Faber. Hun blikken staan bezorgd. In de herfstvakantie hebben ze te horen gekregen dat de subsidieregeling voor brede brugklassen komt te vervallen. ‘Er moeten scherpe keuzes worden gemaakt om de overheidsfinanciën gezond te houden’, motiveert een woordvoerder van het ministerie van Onderwijs de beslissing per mail. Het kabinet zet volgens haar op andere manieren in op het vergroten van de kansengelijkheid, onder meer door 160 miljoen euro uit te trekken voor ‘brugfunctionarissen’ – personen op school die problemen in de thuissituatie snel signaleren en aanpakken. De subsidieregeling voor brede brugklassen was bovendien altijd al bedoeld als eenmalige uitgave op de begroting en niet als structurele financiering.

Toch valt het besluit bij de medewerkers van het Olympus College rauw op hun dak. ‘Iedereen heeft de mond vol van kansengelijkheid’, zegt rector Faber. ‘Zelfs het huidige kabinet. En dan gaan ze nu opeens een knip zetten in iets waarmee je echt het verschil kunt maken in het onderwijs?’ Hij schudt geërgerd zijn hoofd. ‘Ik vind dat zó gebrekkig, zó visieloos.’

 

Open blik

Het samenvoegen van meerdere niveaus kost volgens Vonk heel veel extra inspanning van docenten, en daar is de subsidie hard voor nodig. ‘Er komt zo ontzettend veel bij kijken’, zegt ze. De school heeft er jaren over gedaan om tot een goed plan te komen.

Grofweg komt dat op het volgende neer: in het eerste half jaar worden er geen cijfers uitgedeeld, zodat leerlingen kunnen wennen aan de overgang van een kleine, gezellige basisschool naar een meer prestatiegerichte middelbare school. Die aanloopperiode is ook bedoeld om inzicht te krijgen in de capaciteiten van leerlingen. Wat zijn hun sterke en zwakke vakken? Het antwoord op die vraag is belangrijk, omdat leerlingen op het Olympus College de vakken op verschillende niveaus kunnen volgen. Een leerling in een havo-vwo-klas kan bijvoorbeeld Nederlands op havo-niveau doen en wiskunde op vwo-niveau – en vice versa.

‘Het idee hierachter is dat leerlingen hun talenten zo optimaal mogelijk benutten’, zegt conrector Derksen. Na elk kwartaal kan er worden geswitcht. Totdat in de loop van het tweede jaar duidelijk wordt op welk niveau een leerling afstevent: vanaf dat moment worden alle vakken op dat niveau gemaakt.

 

Observeren

Om het differentiëren (het volgen van vakken op verschillende niveaus) voor docenten behapbaar te maken, zijn de klassen verkleind van 30 naar 25 leerlingen. Het lesmateriaal is aangepast, net als de toetsen en het doorstroombeleid. Niet langer vormt het in groep 8 bepaalde niveau het uitgangspunt, maar de ontwikkeling die de leerling in de loop van het schooljaar laat zien. Iedere leerling begint als het ware met een schone lei aan de middelbare schooltijd, wat een open blik van docenten vraagt.

‘Aan het begin was het heel erg zoeken’, zegt Sabrina Bello, docent Nederlands. Ze is vanaf het begin betrokken geweest bij de werkgroep brede brugklassen. ‘Je let op andere dingen. Het gaat niet alleen om hoe een leerling een toets maakt, maar ook: hoe zit hij erbij? Stelt hij vragen in de les? Komt hij verder? Je bent veel meer aan het observeren.’ Bello betrapte zichzelf erop dat ze haar oordeel vaak al had geveld, zo van: deze leerling is niet goed in Nederlands, dus hij kan niet naar havo 3. ‘Maar dan zeiden mijn collega’s tijdens de overgangsgesprekken: jawel, dat kan hij wel. Pas toen drong tot me door dat een leerling niet goed kan zijn in één vak, maar wel in de rest. En dat hij zich bij mij anders gedraagt, juist omdat hij mijn vak lastig vindt.’

Niet alle docenten waren van meet af aan enthousiast over het nieuwe plan. Ze schaarden zich weliswaar achter het uitgangspunt van kansengelijkheid, maar voorzagen ook veel organisatorische rompslomp. In alle eerlijkheid: die was er ook. Terugblikkend op die eerste jaren concludeert Vonk dat het ‘heel intens’ was. ‘Je bent aan het ontwikkelen, terwijl het onderwijs gewoon doorloopt.’ Toch is het geloof in de nieuwe opzet groter dan ooit. Leerlingen zijn gemotiveerder en ook tevredener met hun uiteindelijke advies voor de overgang naar het derde leerjaar. ‘Ze hebben meer zicht op hun eigen vaardigheden’, zegt Vonk. ‘Ook ouders gaan eerder akkoord met het advies, omdat ze zien dat hun kinderen alle kansen hebben gekregen. Het voelt als een gezamenlijke beslissing.’

 

Eigen bubbel

Hoewel alle onderzoeken naar de resultaten van brede brugklassen eenduidig positief zijn, nam de populariteit ervan de laatste jaren juist af, blijkt uit onderzoek van de Universiteit Maastricht. Zeventien jaar geleden ging nog 69 procent van de middelbare scholieren naar een brede brugklas, in het schooljaar 2018/2019 nog maar 54 procent. Dit aantal bleef de laatste jaren stabiel.

Intussen winnen categorale scholen die één niveau aanbieden aan populariteit. ‘Die scholen doen het kennelijk goed bij ouders’, zegt onderwijsadviseur- en trainer René Kneyber. Hij was acht jaar lang kroonlid van de Onderwijsraad en werkte mee aan het advies over de brede brugklassen. Een mogelijke verklaring is volgens Kneyber dat leerlingen op zo’n school niet kunnen opstromen, maar ook niet afstromen. ‘De kans is dus groot dat een leerling die op een categorale havo-school belandt ook de havo afmaakt.’ Het nadeel is volgens Kneyber dat jongeren uit verschillende sociale milieus elkaar niet meer op school ontmoeten. ‘Ze blijven in hun eigen bubbel hangen.’ De brede brugklas tracht dit juist te doorbreken.

 

Werkdruk omhoog

Ondanks het wegvallen van de subsidieregeling kunnen scholen gewoon doorgaan met hun brede brugklassen, benadrukt de woordvoerder van het ministerie van Onderwijs. ‘We weten dat dat in de praktijk vaak gebeurt.’ Ook het Olympus College gaat ermee door, maar dat er geen extra geld meer beschikbaar komt, heeft wel de nodige consequenties. ‘Docenten krijgen minder tijd om zich te ontwikkelen’, zegt Vonk. ‘Daar zit denk ik de grootste pijn.’ Vooral op het gebied van differentiëren valt volgens haar nog veel winst te behalen.

Directeur Ilja Faber voorziet dat de klassen weer groter moeten worden gemaakt. ‘Dat betekent dat de werkdruk voor docenten omhooggaat.’ D66, CDA en JA21 verzetten zich tegen de aangekondigde bezuinigingen op onderwijs, en hebben wijzigingsvoorstellen aangekondigd. Aan de leerlingen gaan de dreigende veranderingen volledig voorbij. Subsidieregeling? Nooit van gehoord. Quirijn vertelt vrolijk dat hij het een groot voordeel vindt dat hij vakken op meerdere niveaus kan volgen. ‘Dan weet ik beter wat er bij me past.’ Hij doet onder meer wiskunde, geschiedenis en aardrijkskunde op havo-niveau, en Nederlands en Engels op vwo-niveau. Na de zomer wil hij naar het vwo, maar wel alleen als hij ‘daarnaast genoeg leuke dingen voor zichzelf kan blijven doen’. Dione, die een jaar doubleert, volgt alle vakken op havo-niveau. ‘Dat is wat ik aankan en daar voel ik me goed bij’, zegt ze. De ouders van Noémi hebben het liefst dat ze ‘het hoogste niveau’ doet: havo, in haar geval. Zelf wil ze dit ook, maar dan om een andere reden. ‘Dan kom ik met meer vrienden in de klas.’

Bron: Volkskrant, 22 november 2024