LOB is meer een mindset dan een methodiek
Hoe zorg je als schoolleider dat je hele team betrokken is bij LOB? Alinka Spijkers, nu rector-bestuurder van RSG Magister Alvinus in Sneek en daarvoor directeur van Plein Joure, zet in op het creëren van een loopbaangerichte leeromgeving op school en zorgt dat mentoren en decanen tijd en ruimte hebben om dat voor elkaar te krijgen. “Als je goed formuleert wie welke rol heeft, weten docenten ook waar ze aan toe zijn.”
Als directeur kreeg Alinka Spijkers wel eens een leerling doorgestuurd die in de les uit de bocht gevlogen is. Een van de vragen die ze dan stelt is ‘Wat wil je hierna gaan doen?’ Het is een mooie vraag, vindt ze. Je kunt erover doorpraten: als je dit beroep wilt, vind je dat je gedrag erbij past? Maar vaak, zegt ze, weten zulke leerlingen helemaal niet goed wat ze willen.
“Een leerling die weet waar hij of zij naar toe wil, heeft over het algemeen meer motivatie om daar te komen. Maar er zijn ook leerlingen die echt geen idee hebben. Dan weten ze op school dus ook niet waarvoor ze het allemaal doen, .en dan snap ik wel dat ze minder gemotiveerd zijn. Zelf wist ik vroeger vrij snel wat ik wilde: iets met sport. Uiteindelijk ben ik nu schoolleider, maar ik begon als docent lichamelijke opvoeding. Dat geef ik wel eens als voorbeeld mee aan leerlingen. Bedenk waar je heen wilt, en wat bij jou past. Als je weet waarvoor je het doet, is het makkelijker om op school door te zetten.”
Het zijn vaak bijzondere gesprekken, en ook praktijkvoorbeelden van haar visie. “LOB is meer een mindset dan een methodiek”, zegt ze. “Een mindset waarbij LOB er altijd is en mag zijn, en waarbij je gebruik maakt van mogelijkheden die zich spontaan aandienen.”
Je bent ruim een jaar als directeur bestuurder verbonden aan deze school. Stond LOB meteen op de agenda?
“Ja, want voor mijn komst was er ook al nagedacht over hoe LOB vorm kon krijgen. De decanen namen de loopgericht leeromgeving als uitgangspunt en hun visie haakt aan bij die van mij: we zien LOB als onderdeel van het dagelijks onderwijsproces. Dat betekent dat LOB niet alleen een opdracht is voor de decaan, maar voor alle medewerkers. We vinden dat leerlingen meer moeten leren dan alleen wat op hun diploma staat. Daar hoort beroepsoriëntatie ook bij. Dat is bij uitstek LOB, het gaat om vragen als ‘Wie ben ik?’ ‘Hoe verhoud ik me tot de wereld?’ ‘Wat kan en wil ik bijdragen?'
Er lag dus al een mooie basis, maar we konden nog een slag slaan in hoe we LOB zichtbaar maken in de praktijk. Ik stuur daarbij overigens als schoolleider niet rechtstreeks, dat doen de teamleiders. Wat ik wel doe is het gesprek faciliteren en zorgen dat het er in het management overleg over gaat. Hoe kunnen we het aanvliegen, hoe kunnen we faciliteren? Want docenten hebben het al druk. Op veel scholen is LOB alleen iets van de decaan en komt het niet goed van de grond omdat het voor docenten en mentoren voelt als iets dat er óók nog bij komt. Dat proberen we hier te voorkomen.”
Hoe geven jullie LOB vorm op school?
“Binnen Plein Joure was de insteek dat de school als geheel een loopbaangerichte leeromgeving moet zijn. Die visie hebben we uitgewerkt in een doorlopende leerlijn, waarbij LOB in elk geval gekoppeld is aan het mentoraat. Tijdens de driehoeksgesprekken met de leerlingen en de ouders over de voortgang, gaat het bijvoorbeeld ook over hoe de leerlingen in hun vel zitten, of ze al een idee hebben voor een vervolgopleiding.
Het helpt mentoren als er een doorlopende leerlijn ligt waarop ze kunnen terugvallen. Binnen Plein Joure was dat de LOB-methode Qompas. Daarnaast kunnen de mentoren activiteiten, zoals OnStage voorbereiden met hun leerlingen: een visitekaartje maken, bedenken welke beroepen je wilt bezoeken. Maar LOB moet meer zijn dan wat antwoorden invoeren in Qompas. Het gaat om horen, zien, proeven, ervaren. Dus er zijn ook veel LOB-activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld bedrijfsbezoeken.
Ook binnen de RSG zien we LOB als iets dat niet alleen bij de mentoren en decanen ligt. Alle medewerkers zijn erbij betrokken. We hebben bijvoorbeeld pedagogische conciërges, die ervoor opgeleid zijn om echte gesprekken met leerlingen te voeren, ook als er iets niet goed gaat. Ze lopen door de school en gaan tijdens pauzes of vrije uren ook actief in gesprek met de leerlingen. En andere docenten kunnen in hun les ook aanhaken bij LOB. Als je goed formuleert wie welke rol heeft, zijn de verwachtingen ook duidelijk. Docenten weten ook waar ze aan toe zijn. Daardoor verdwijnt het gevoel van ‘Moet dit óók nog?’”
Wat is verder nodig om je hele team mee te krijgen als het gaat om LOB?
“Vanuit schoolleiding helpt vooral duidelijkheid: wat is onze visie op LOB en wat verwachten we van docenten? Vervolgens is de belangrijkste vraag hoe je dat kunt faciliteren, zodat de extra last ook evenredig verdeeld wordt. In je eigen begroting moet je tijd en geld vrijmaken voor decanen en mentoren om een doorlopende leerlijn te ontwikkelen. Als schoolleider faciliteer je dat erover nagedacht kan worden en ik onderzoek hoe en waar ik middelen kan vrijmaken zodat mijn collega’s hun ideeën kunnen uitvoeren.
We hebben inmiddels met alle medewerkers ook over hun eigen ontwikkeling gesproken: hoe zit je in je baan en je functioneren, wat doe je precies, bijvoorbeeld als mentor, hoe gaat dat? Hoe zou je je nog willen ontwikkelen en wat heb je daarvoor nodig? Welke handvatten zou je willen hebben om LOB-opdrachten te bedenken voor je leerlingen?
Het draait vooral om het besef bij álle medewerkers dat LOB niet op zichzelf staat, maar dat het altijd en op elk moment erover kan gaan. Als je ziet dat een leerling iets leuk vindt, of ergens talent voor heeft, kun je dat benoemen. Zo eenvoudig is het soms. Daarbij: LOB kan ook een kans zijn in je les. Burgerschap en LOB leent zich bijvoorbeeld uitstekend om te combineren. Je kunt activiteiten rond verkiezingen koppelen aan loopbaanoriëntatie: welke functies zijn er in de politiek? Is er iets dat je aanspreekt? Wat zou je zelf stemmen? Dat is ook een reflectie op je normen en waarden.
Het is overigens een utopie te denken dat iedereen LOB maar uit zichzelf kan en doet. De ene docent zal LOB meer oppakken dan de andere. Is het erg als het niet in alle lessen aan bod komt? Nee. Als het maar in voldoende mate aan bod komt. Het is mooi als docenten het oppakken, maar niet de volle honderd procent hoeft dat te doen.”
RSG Magister Alvinus is een scholengemeenschap voor vmbo, havo, vwo en ISK. Krijgen alle richtingen evenveel LOB?
“Ik heb hiervoor in de schoolleiding van vmbo-scholen gezeten. In het vmbo is er in het curriculum al langer aandacht voor het opleiden tot wereldburgers, waarbij LOB-activiteiten een belangrijk onderdeel zijn. Inmiddels besteden we hier op de havo, in het vwo en op de ISK op een gelijkwaardige manier aandacht aan LOB. Op het vmbo beginnen we wel iets eerder. Daar is LOB iets meer gericht op het kennismaken met beroepen, op de havo en het vwo draait het meer om de keuze voor een vervolgopleiding. Bij alle richtingen gaat het om de vraag ‘Wie ben ik en wat past bij mij?’”
Het betrekken van bedrijven bij LOB-activiteiten is op veel scholen een aandachtspunt. Hoe pakken jullie dat aan?
“Als je meer body geeft aan loopbaanoriëntatie, en je wilt dat leerlingen buiten de school ervaringen opdoen, dan heb je bedrijven in de omgeving echt nodig. We hebben een paar jaar terug met een aantal vo-scholen in de gemeenten Südwest-Fryslân en De Fryske Marren gezegd: laten we dat bundelen, om te voorkomen dat we allemaal apart die ondernemers gaan benaderen. Daarvoor hebben we de organisatie 3oBuro opgericht, als spil tussen ondernemers, onderwijs en overheid. 3oBuro voert de makelaarsfunctie uit voor de deelnemende scholen en organiseert ontmoetingen tussen leerlingen en bedrijven. Als we bijvoorbeeld een bedrijfsbezoek, gastles of beroependag willen organiseren, benadert het team van 3oBuro de ondernemers om te vragen of zij willen meewerken. Dat loopt fantastisch. Laatst kwam een ondernemer een hoogwerker op het schoolterrein en konden leerlingen de ramen van de school wassen, en we hadden hier ook een keer een mini-vrachtwagen, zodat ze kennis konden maken met de wereld van het transport. Ook bezoeken aan het TechnoLab, VMBO On Stage en TechniekTastbaar worden mede vanuit het 3oBuro gecoördineerd.”
Praktische vraag: Hoe is de bekostiging voor 3oBuro geregeld?
“Daar ligt onder andere mijn taak: samen met de bestuurders van de andere VO-scholen gaan we hierover in gesprek met de gemeenten. De helft van de bekostiging van 3oBuro komt van de scholen, de helft komt van de gemeenten. De gemeente Südwest Fryslân wilde bijvoorbeeld zelf al graag meer samenwerking tussen onderwijs, overheid en ondernemers, want die heeft er ook een belang bij dat leerlingen zien wat er in de regio gebeurt, en dat de jeugd aan de regio verbonden blijft. Meerdere gemeenten hebben gelden ontvangen voor de Regiodeals. Dat zijn gelden die de gemeenten ontvangen voor maatregelen in het kader van een betere woon-, werk- en leefomgeving. Daar kunnen een deel van de activiteiten van 3oBuro ook goed onder vallen. Bij het uitwerken van de besteding van de middelen vanuit de Regiodeal zitten we met de betrokken ambtenaren aan tafel en bespreek ik of we een deel van het geld van de Regiodeal hiervoor kunnen gebruiken.
Er zijn trouwens wel meer tijdelijke gelden waar je voor LOB gebruik van kunt maken. Met de subsidie ‘Verbetering basisvaardigheden’ en de gelden voor burgerschap kun je ook daarbij passende LOB-activiteiten financieren. Het is voor mij een uitdaging om creatieve oplossingen en mogelijkheden te vinden. En natuurlijk, met tijdelijk geld kun je geen structureel beleid opzetten, maar het helpt wel om iets van de grond te krijgen. 3oBuro is zo’n succes geworden dat de gemeenten er inmiddels niet meer vanaf willen.”
Kun je al iets zeggen over het effect van LOB en de loopbaangerichte leeromgeving?
“Dat is lastig te meten. We kunnen best in cijfers zichtbaar maken hoeveel leerlingen we bereiken met een oriëntatiedag, hoeveel er OnStage bezoeken, of hoeveel meedoen met LOB-activiteiten bij bedrijven of op school. Maar dat zijn alleen cijfers. Als je LOB samen met de bedrijven in de omgeving vormgeeft, levert het zoveel op dat niet in cijfers is uit te drukken. Vooral als het gaat om samenwerkingen. Ondernemers zijn graag bereid om mee te werken, zij zeggen ‘Ik hou er altijd iets aan over, en misschien komt een leerling over een paar jaar langs voor een stage’. En wij proberen als school ook af en toe iets terug te doen. Een van de ondernemers in ons netwerk doet bijvoorbeeld altijd met alle LOB-activiteiten mee. Als wij dan een keer met het team een overleg buiten de deur hebben, gaan we naar zijn restaurant. En met kerst organiseren we een kerstmarkt met de lokale ondernemers. Dan krijgen alle medewerkers een budget om bij die ondernemers hun eigen kerstpakket samen te stellen.
Het draagt allemaal bij aan het netwerk dat je opbouwt: we doen een beroep op de ondernemers, en wat we terugdoen, bevestigt de relatie. Het draagt bij aan de ‘mienskip’, zoals we dat hier noemen, het gevoel van onderlinge verbondenheid. Dat is uiteindelijk waar het bij LOB ook om gaat: dat leerlingen zich ervan bewust worden dat ze onderdeel zijn van een gemeenschap.”
Waar word jij zelf blij van, als het gaat om LOB?
“Wat ik zelf doe is helemaal niet zo bijzonder. Waar ik uiteindelijk het meest van geniet, zijn de momenten wanneer leerlingen door een LOB-activiteit iets bijzonders beleven. Het motto van onze school is ‘Beleef je beste schooltijd’. Dus dan móeten leerlingen ook de hoogwerker op om zelf de ramen van de school te lappen, en dan stáát er hier voor de deur een mini-vrachtauto, waarmee ze op het schoolterrein zelf mogen rijden. Dan zie ik leerlingen die helemaal lyrisch zijn van enthousiasme, omdat ze later vrachtwagenchauffeur willen worden en nu alvast voelen hoe dat is. Dat is toch machtig?”
Tekst Anne Wesseling Fotografie Hetty van Oijen
