Praktijkvoorbeelden LOB

Expertisepunt LOB
< overzicht

LOB op de lerarenopleiding heeft echt een positieve impact

Als docent oefenen met LOB-vaardigheden is ook goed voor je éigen ontwikkeling.

 

Niet alle lerarenopleidingen hebben aandacht voor LOB. Dat is jammer, vinden Karina Baarda (Expertisepunt LOB) en Minette van den Bemd van BiOND, de vereniging voor begeleiders van jongeren in het voortgezet onderwijs en het mbo. Aandacht voor LOB heeft namelijk een aantal positieve effecten, die niet alleen doorwerken op school. “Wanneer je als docent oefent met LOB-vaardigheden, is dat ook goed voor je éigen ontwikkeling.”

Loopbaanontwikkeling, loopbaanbegeleiding, leerlingen helpen ontdekken wie ze zijn en wat hun talenten zijn, kortom: leerlingen en studenten begeleiden in hun ontwikkeling en voorbereiden op een volgende stap, na de middelbare school, mbo en hbo. Het zijn allemaal belangrijke vaardigheden voor een docent. Toch is er voor LOB in de lerarenopleidingen nog weinig aandacht, signaleren BiOND (de vereniging voor begeleiders van jongeren in het v oortgezet onderwijs) en het Expertisepunt LOB. Reden om de handen ineen te slaan en het onderwerp op de kaart te zetten.
“Op een aantal hogescholen wordt er bij specifieke lerarenopleidingen wel al aandacht besteed aan LOB, en soms is het voor studenten mogelijk om een minor of een los vak over LOB te volgen”, zegt Minette van den Bemd. “Maar vrijwel nergens is LOB structureel onderdeel van de lerarenopleiding, en vaak ontbreekt het zelfs helemaal op het curriculum. Terwijl álle docenten in hun dagelijkse lespraktijk te maken krijgen met LOB.”
Karina Baarda: “Wij zeggen altijd: ‘LOB is van iedereen en LOB past in iedere les’. Dus niet alleen in de mentorles, maar ook in de vaklessen. Docenten geven hun vak, maar ze zijn daarbij ook begeleider van jongeren. Juist die begeleiding, daarover gaat het bij LOB. Het zou helpen als studenten dat al meekrijgen in de lerarenopleiding.”

 

Is het beroepsbeeld van leraren volgens jullie nog teveel toegespitst op het overdragen van kennis?

Minette: “Dat is inderdaad nog steeds het overheersende beroepsbeeld. Lerarenopleiders leiden studenten op als leraar en de studenten denken ook: ‘Ik word leraar, dus ik ga kennis overdragen’. Wat studenten tijdens de opleiding leren is vooral gericht op de inhoud en de vakdidactiek. Maar als je aan studenten op de lerarenopleiding vraagt ‘wie is jouw rolmodel?’, gaat het vrijwel altijd om een docent door wie ze zich gezien voelden. Een inspirerende docent, met aandacht voor de leerlingen.”
Karina: “Die individuele aandacht voor de identiteitsontwikkeling van de leerling, daarover gaat het bij LOB. Met LOB in de lerarenopleiding geef je studenten dus eigenlijk de instrumenten om de docent te worden die ze wíllen worden.”

 

Waarom is het volgens jullie noodzakelijk dat alle docenten oog hebben voor de ontwikkeling van leerlingen?

Minette: “Toen ik zelf begon als docent wiskunde, dertig jaar geleden, lag de nadruk in de praktijk van het lesgeven vooral op de vakinhoud. Nu zie je op de lerarenopleidingen meer studenten die het leuk vinden om met jongeren te werken en daarnaast ook een vak te geven. Je kunt als docent in deze tijd gewoon niet meer alleen gefocust zijn op de inhoud van je vak, zoals dertig jaar geleden nog wel kon. De maatschappij is veranderd en jongeren zijn ook veranderd. Alleen al de zorgen die ze hebben: het milieu, oorlog, immigratie, polarisatie. Er gaat zoveel in die hoofden om.”
Karina: “Daar moet op school aandacht voor zijn, niet alleen in mentorlessen maar ook in de vaklessen. Ik kom vanuit het vmbo, waar ik begon als docent en uiteindelijk tien jaar een vmbo-school mocht leiden. Daar heb ik ervaren dat je ook in de vakles niets begint als er iets niet in orde is met leerlingen. Of dat nu een overleden opa is, of ruzie in de pauze: dáár moet eerst aandacht voor zijn. Op die manier maak je ruimte, zodat de leerlingen kunnen leren. Het onderwijs heeft professionals nodig die daar oog voor hebben. Die de leerlingen zíen – en daarnaast ook nog een vak geven.”

 

Hebben jullie voorbeelden van hoe LOB in een vakles eruit ziet?

Karina: “Ik hoorde van een ervaren docent dat hij in de les veel groepswerk gaf. Als hem opviel dat een leerling de leiding nam, zei hij dat tegen de leerling, en vroeg dan bijvoorbeeld ‘Ik zie dat jou dat ligt, zou jij het leuk vinden om de sportdag te helpen organiseren?’ Dát is LOB. Dat je zoiets opmerkt, en het teruggeeft aan de leerling. Het gaat om het zoeken naar de talenten van de leerlingen.”
Minette: “LOB gaat ook over ervaringsgericht onderwijs. Dat betekent niet dat je het leren weg laat, het gaat om de manier waarop je die kennis overbrengt. Meer aandacht voor LOB in de les kan dus ook zorgen dat die basisvaardigheden juist béter beklijven bij de leerlingen. Leerlingen vragen er zelf ook om. Een vertegenwoordiger van het LAKS verwoordde het laatst mooi: ‘Je kunt bij natuurkunde vertellen wat een formule is, of je neemt me mee naar een brug en je laat zien hoe die formule wordt toegepast en waaróm dat belangrijk is. Dan blijft de stof ook veel beter hangen.’”

 

Meer LOB op de lerarenopleiding, wordt een student daar later ook een betere leraar van?

Karina: “Dat denk ik zeker. LOB heeft te maken met het begeleiden van leerlingen in het algemeen: hoe voer je een goed gesprek met jongeren, hoe help je ze bij hun ontwikkeling en hoe help je ze te reflecteren op hun ervaringen? Als je die begeleiding van leerlingen goed in de vingers hebt, werk je ook aan een beter klassenmanagement en een betere sfeer in de klas. De aandacht voor LOB heeft een bredere impact dan je op het eerste gezicht zou zeggen.”
Minette: “Aandacht voor LOB tijdens de lerarenopleiding gaat bovendien niet alleen over wat je als toekomstig docent gaat doen, het draagt ook bij aan je eigen ontwikkeling als student. Door bezig te zijn met LOB ga je vanzelf ook over je eigen loopbaan en ontwikkeling nadenken. ‘Waar ben ik zelf goed in, wat past echt bij mij? Doe ik nog de dingen waar mijn hart sneller van gaat kloppen?’ Dat zijn ook voor studenten en startende docenten hele relevante vragen.”

 

Zou dat indirect ook kunnen helpen tegen het lerarentekort?

Minette: “Het zou zeker kunnen helpen tegen voortijdige uitstroom van jonge leraren. Al speelt daarbij natuurlijk veel meer mee: je krijgt als docent van alles op je bord en er zijn grote tekorten, en daardoor vaak minder tijd voor begeleiding van de startende docent in de inductieperiode. Het is nu bovendien gemakkelijk om te switchen naar een ander werkveld, omdat er bijna overal tekorten zijn. Maar als LOB jonge leraren sterker maakt als docent, dan is voor hen het lesgeven daarmee ook leuker. Dan is de kans dat je uitvalt minder groot.”
Karina: “Een ander aspect werd genoemd in het rapport ‘Vissen in eigen vijver’: van scholen waar veel aandacht is voor LOB, en waar dat ook vanuit het bestuur geborgd wordt, stromen significant meer leerlingen door naar een lerarenopleiding. Docenten zijn op die scholen ambassadeurs van hun eigen beroepsgroep, want ze laten aan hun leerlingen zien dat het vak van docent hartstikke leuk is. Daardoor kiezen leerlingen vanuit die scholen dus ook eerder voor de lerarenopleiding, en vaak komen ze vervolgens ook als leraar terug op hun eigen school.”

 

Intussen betekent dat lerarentekort ook dat er weinig tijd is om beginnende leraren goed te begeleiden.

Karina: “Het lerarentekort is ook tijdens de opleiding al een belangrijke factor. Er zijn nu studenten aan lerarenopleidingen die tijdens hun studie al bijna voltijds aan het werk zijn. Bij de inductieperiode op scholen is er intussen vaak niet genoeg tijd om beginnende docenten goed te begeleiden. Terwijl alle beginnende docenten ook een soort (LOB)-coach zou moeten hebben, om samen te reflecteren op hoe het lesgeven gaat, wat er beter kan, of ze op hun plek zijn. Hoe gaat het in de klas, welk onderdeel van het lesgeven past echt bij jou, wat zou je willen leren, hoe kun jij de leraar zijn die je wilt zijn? Dat is belangrijk voor docenten die net van de lerarenopleiding komen, maar ook voor zijinstromers.”
Minette: “Wat we eerder al zeiden: eigenlijk zou er een doorlopende LOB-leerlijn moeten zijn voor de studenten en docenten zelf. LOB op de lerarenopleiding is niet alleen relevant omdat de docent dan leerlingen beter kan begeleiden, je denkt door LOB ook als docent meer na over je éigen loopbaan.”

 

Wat is eigenlijk de reden dat er nog weinig aandacht is voor LOB op de lerarenopleiding?

Minette: “Dat zit vooral in de overladenheid van het programma op de lerarenopleidingen. Het curriculum is al heel vol, dus je moet keuzes maken. Daarbij zou je kunnen denken: vrijwel geen enkele beginnende docent wordt meteen ook mentor, dus beginnende docenten hebben LOB niet direct nodig. Maar eigenlijk is dat juist een reden om LOB juist wel een plek te geven: als een beginnende docent tijdens de opleiding al kennis heeft gemaakt met LOB, kan die daarna veel sneller mentor worden.”

 

Hoe zien jullie die plek voor LOB in de lerarenopleiding?

Minette: “LOB kan bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van de vakdidactiek: op welke specifieke manier kun je in jouw vaklessen LOB verwerken? En misschien moeten we in de toekomst ook ruimte maken door anders naar het curriculum te kijken. Als op termijn bijvoorbeeld het curriculum voor middelbare scholen aangepast zou worden, met meer aandacht voor LOB en voor ervaringsgericht leren, dan gaan de lerarenopleidingen waarschijnlijk vanzelf mee in die ontwikkeling en komt er ook ruimte in het programma.”
Karina: “Daarnaast is het belangrijk dat er aandacht is voor de samenwerking op het gebied van LOB. Hoe zorg je op school sámen voor een loopbaangerichte leeromgeving? Zowel binnen een leerjaar als in een doorlopende leerlijn? Dat verschilt natuurlijk per school, want scholen zijn autonoom in hoe ze LOB vormgeven. Maar de basis van LOB zouden studenten moeten meekrijgen, zodat ze die samenwerking als beginnend docent ook kunnen helpen vormgeven.”

 

Onlangs organiseerden jullie een bijeenkomst over aandacht voor LOB op de lerarenopleiding. Hoe verliep die?

Karina: “Op de startbijeenkomst waren vertegenwoordigers aanwezig van onder meer het ministerie van OCW, van SLO, het LAKS, de VO-raad, diverse hbo-scholen en onafhankelijke deskundigen. We merkten daar dat iedereen het belang van LOB op de lerarenopleidingen onderschreef en ook bereid was zich ervoor in te zetten. Dat was heel positief.”
Minette: “We gaan ons nu eerst buigen over een concreet actieplan, de taken verdelen en een tijdpad vaststellen. We hopen alle docentenopleidingen te overtuigen dat aandacht voor LOB in het curriculum loont. Waarbij je als school natuurlijk de vrijheid hebt om het in te passen op een manier die past bij jouw opleiding. Daar gaan we voor.” Karina: “Een vervolgbijeenkomst is al gepland. Dus: wordt vervolgd!”
 

Tekst Anne Wesseling Fotografie Hetty van Oijen

 

Meer informatie

BiOND, www.biond.nu

Expertisepunt LOB, www.expertisepuntlob.nl